Kendrick Lamar is de belangrijkste rapper ter wereld. Zijn rol in het racismedebat is nauwelijks te overschatten. Als geen ander kan hij het grote plaatje vertalen naar persoonlijke verhalen zonder geheven vingertje. Zoals hij in Yah gehakt maakt van Fox News (met wie hij een slepend conflict heeft), enkel door het beeld te schetsen van zijn nichtje voor de tv, dat is even subtiel als dodelijk.
Een vloek als titel van een album waarop een verteller zich in straattaal afvraagt wie voor hem wil bidden; tussen deze uitersten beweegt Kendrick Lamar (1987) zich op zijn op Goede Vrijdag verschenen Damn.. De hiphop-artiest uit Los Angeles brak in 2015 door met To Pimp A Butterfly, waarop jazz, funk en hiphop een verbond aangingen. ‘Alright’ werd het lijflied van de BlackLivesMatter-beweging. Damn. is minder politiek dan die voorganger. Muzikaal gezien lijkt het nieuwe album op hiphop zoals die in de jaren negentig werd gemaakt. Damn. gaat over de keuzes die een mens maakt. In Lamars woorden: I always thought it was me versus the world, until I found out it’s me versus me.